Eens was ik een vreemdeling

Eens was ik een vreemdeling voor GOD en voor mijn hart.
Ik kende geen schuld en voelde geen smart.
Ik vroeg niet:mijn ziele doorziet gij uw lot?
Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor GOD?

Al sprak daar een stem uit de HEILIGE blaan.
Van het lam met de zonde der wereld belaan.
Ik zocht bij de kruispaal geen veilige wijk.
Ik stond blind en van ver in mijzelve zo rijk.

Ik deed als jeruzalems dochter weleer.
Ik ween om de pijn van mijn lijdende HEER.
En ik dacht er niet aan dat ik zelf door mijn schuld.
ZIJN kroon had gevlochten en ZIJN beker gevuld.

Maar toen mij GODS GEEST aan mijzelf ontdekt.
Toen werd in mijn ziele de vreze gewekt.
Toen voelde ik wat eisen GODS HEILIGHEID deed.
En daar werd al mijn deugd een verwerpelijk kleed.

En toen vluchte ik tot JEZUS!want HIJ heeft mij gered!
HIJ heeft mij verlost van het vonnis der wet.
Mijn heil en mijn vrede en mijn leven werd HIJ.
Ik boog mijn hoofd en geloofd:en mijn GOD sprak mij vrij.

Nu ken ik die waarheid zo diep als gewis.
Dat CHRISTUS alleen mijn gerechtigheid is.
Nu tart ik de dood en verwin ik het graf.
Nu neemt mij geen satan de zegekroon af.

Nu reis ik getroost onder het heiligend kruis.
Naar het erfgoed daarboven in het vaderlijk huis.
Mijn JEZUS geleidt mij door de aardse woestein.
Gestorven voor mij zal mijn zwanenzang zijn!

Previous post
Next post

Comments are closed.